Het is maart 1973, het regenseizoen loopt op zijn laatste benen. Ik krijg onverwacht bezoek van zuster Christina. De anders zo rustige non is nerveus en gehaast. Helemaal uit haar gewone doen. Ze heeft zich geïnformeerd bij de schooldirectie en weet dat ik als enige deze namiddag en morgen vrij ben. Ze legt mij in het kort de situatie uit. In de materniteit ligt een hoogzwanger dertienjarig meisje, zeer mager en diabetespatiënt. Dokter Joseph denkt dat een spontane bevalling uitgesloten is en wil zelfs geen keizersnede uitvoeren. Hij schat de overlevingskansen van het kindmoedertje hier in Sandoa zeer laag in. Hij raadt aan haar naar het groot hospitaal van de Gecamines (Belgisch-Congolees mijnbedrijf) te brengen in Kolwezi . Een rit van vierhonderd kilometer door de brousse ligt me voor de boeg. Ik maak me gereed, tank één van de landrovers van de missie vol en vertrek met het meisje. Zoals alle toekomstige Afrikaanse moeders heeft het meisje een grote aluminium schaal, doeken en een paar plastic bekers bij zich om haar kindje te verzorgen. We zijn bijna drie uur onderweg als we 150 trage kilometers gevorderd zijn richting Kolwezi. Geen enkel stuk van de uitgespoelde zandwegen is hersteld en we worden compleet door elkaar geschud, slalommend om de diepste kuilen te ontwijken. Wegen worden hier niet onderhouden, enkel de plaatselijke chefs laten soms wat te diepe kuilen vullen en de herstelling houdt het dan tot aan de volgende zware plensbui. Plots hoor ik een stamelend gekreun op de achterbank. Ik kijk in de spiegel en zie het mager lichaam van het meisje samentrekken. Ze klaagt weinig, maar dikke zweetdruppels parelen op haar voorhoofd. Afrikaanse vrouwen kunnen heel veel pijn verdragen. Daar komen de eerste barensweeën. Ik herken dit van mijn vrijwilligershulp in de materniteit en weet dat de interval tussen de weeën korter zal worden. De geboorte kondigt zich aan. Angst besluipt mij maar ik adem diep in en verman mij. Ik moet haar helpen en wat gebeuren moet, zal gebeuren. Ik zal mijn best doen. Ik rijd nog een paar kilometer verder en zie plots een klein dorp met enkele hutten langs de weg. De Voorzienigheid? Je zou het gaan geloven. Ik zet de wagen aan de kant en onmiddellijk is er een toeloop van de dorpelingen. Ik krijg hulp van een aantal luid roepende vrouwen. Samen ondersteunen wij het zwangere meisje en leiden haar naar een hut . De bevalling, die in Sandoa zo moeilijk, zelfs onmogelijk leek gebeurt hier spontaan op een dikke rubberen mat uit de Landrover. Een gezond jongentje wordt geboren en nog wel eentje met een heel krachtige stem! Als je dan het geluk ziet in de ogen van de moeder…. Daar wordt je zelf gelukkig van. Dat gevoel maakt je echt rijker, omdat je een klein beetje hebt kunnen bijdragen aan hun geluk. Uit dankbaarheid voor mijn hulp noemt het meisje haar zoontje Petit Charles. Ik ben apetrots als ik mijn Franse homoniem mag vasthouden, staande naast een grote termietenheuvel.
Huwelijk van de Chef du village
Pater Kamiel kent de ganse Cité als zijn broekzak. Hij is er heel geliefd en wordt ook overal uitgenodigd. Wonderlijk genoeg kom ik goed met hem overeen, al heeft hij wel mijn nachtelijk exploot met Musweka overgebriefd bij zijn overste. Kamiel ziet er altijd uit als een overjaarse deugniet met zijn sigaret in de mondhoek, maar als pater is hij een voorbeeldig mens én dienaar Gods. Vandaag trouwt de Chef du Village (het dorpshoofd) en Kamiel is uitgenodigd voor de festiviteiten. Hij wil me meenemen, want zo een gebeurtenis is zeldzaam. Wij komen aan op het grote dorpsplein, het ziet er letterlijk zwart van het volk. Een paar duizend mensen! Zowat de ganse Cité is hier verzameld. Er is enorm veel lawaai, de tam-tam groepen van alle naburige dorpen rammen op het geitenvel van hun instrumenten. Dansers gaan in trance, waarschijnlijk opgezweept onder invloed van plaatselijke chanfre. Het zweet gutst uit hun gespierd lijf. Vooraan zit de Chef, iets lager zijn zeer jonge mooie bruid. Fetisjeurs met apenmaskers houden iedereen op afstand. Wat een spektakel en wat een oorverdovend lawaai! Wij staan ergens verloren aan de buitenkant te kijken. Plots wordt het oorverdovend stil. Iedereen staat onbeweeglijk. Je hoort zelfs geen mens meer ademhalen. Dan breekt de massa open en als door een vloedgolf gedreven vormt zich een doorgang in onze richting. Midden in de ontstane geul loopt een grote fetisjeur. Aan zijn gordel hangen kleine schedels van apen, in zijn hand zie ik een groot blinkend ceremonie-mes. Vlak voor ons stopt hij bruusk. Hij gunt Kamiel geen blik, ik ben zijn doelwit. Hij wrijft met het plat van zijn mes over mijn borst. Hij buigt zich en begint aan mijn voeten te morrelen. De stilte begint pijn te doen. Waarom doet Kamiel niks? De seconden lijken uren. Ik kijk naar Kamiel met smekend blik en ik zie weer dat lachje op zijn gezicht. Hij drukt me een pakje sigaretten in de hand en beduidt me het aan de fetisjeur te geven. Dat is het. De man wil gewoon een matabisj (geschenk) voor zijn chef. Kamiel heeft me weer eens liggen gehad, maar ik heb iets onvergetelijks beleefd! Het heeft me wel bijna een hartstilstand bezorgd.
Chez Coiffeur Charles
Eigen aan de mens is dat hij zelf nooit helemaal tevreden is met zichzelf. Een blanke wil een bruine huid, een zwarte wil liever blank zijn. Zo gaat het ook met onze haarkleur. Bij mijn aankomst in Sandoa zijn er heel wat zwarten aan mijn haar komen voelen om te zien of het wel echt is en of het goed vast zit. Zij willen ook zo graag blond haar en ik ga hen dat plezier gunnen. Ik spreek met de kandidaten af dat zij tegen valavond naar mijn kamer komen. Hier ga ik de speciale behandeling proberen met een mengsel van javel en een paar druppels palmolie. De javel concentré heb ik gisteren bij Costa gekocht. Ik heb hem wel niet verteld waarvoor ik het product wil gebruiken. Het mengsel staat klaar. Xavier en ik hebben er een halve fles aftershave in gemengd om de andere geuren wat te onderdrukken. We wrijven het haar van een vijftal zwarten flink in en drukken hen op het hart hun hoofd de eerste 24 uur niet te wassen. De volgende middag kom ik zoals gewoonlijk terug van het lesgeven bij de nonnen. Wat zie ik voor mijn kamer? Een zeer bleke Xavier omgeven door vijf rosse kapsels die weerkaatsen in het zonlicht. Onze klanten van gisteren zijn niet te kalmeren en springen rond als knipperende verkeerslichten. Holala, dit effect had ik niet verwacht. Mijn moeder bleekte haar was wel met javel, maar dit resultaat? Het duurt nog een hele tijd vooraleer we de vijf vuurtorens kunnen kalmeren en de enige oplossing is hen helemaal kaal te scheren. Als verzoening doen we hen elk een fles Simba cadeau en hierna sluiten we wijselijk onze coiffeurszaak!